Heel akelig was het. Kletsnat werd ik wakker. Niet van het water, waarin ik bijna verdronken was, maar van het angstzweet dat deze nachtmerrie met zich meebracht. Het was nogal bizar, maar ik neem u toch mee in het verhaal dat gelukkig maar een nare droom was. Ik waande mij in ons eigen Dordt. Tot zover dus niks aan de hand. Maar nu komt het. Er woedde een soort van burgeroorlog. Allerlei groeperingen beschoten elkaar en de overheid was onzichtbaar.

Die wereld, waarin het recht van de sterkste geldt, wilde ik ontvluchten. Maar waar naar toe? In de landen om ons heen was het niet veel beter gesteld. Hoe kan een samenleving zo ontsporen? Wat doen mensen elkaar aan? Waar gaat het in hemelsnaam om? Dat soort vragen spookten door m’n hoofd. Maar ik wilde vooral weg. Weg van al het geweld en de moordpartijen. De meeste familieleden waren me al voorgegaan. Die zaten in vluchtelingenkampen, ergens in Zwitserland.

Wat ik er van hoorde, stemde me niet blij. De Zwitsers deden hun best, maar konden de aanhoudende vluchtelingenstroom niet aan. De rest van de wereld kocht het geweten af met wat geld en hulpgoederen en bezwoer dat de opvang van de vluchtelingen toch echt op het Europese vasteland thuis hoort. Een louche type bood me een alternatief aan. Voor drieduizend euro. Geld had ik niet meer, maar de sieraden op m’n lijf, daar wilde mijn redder het ook best voor doen.

Bij nacht en ontij klom ik ergens bij Ouddorp op een boot. Kletsnat en verkleumd, maar wel de vrijheid en de vrede in Engeland tegemoet. Even twijfelde ik nog. Een klein, gammel scheepje, waar ik vroeger met hooguit twintig vrienden een dagje op ging zeevissen, zat bomvol. Een paar honderd mensen aan boord. Gekkenwerk. Maar wat had ik nog te verliezen? Alleen mijn leven. Dat maakte de keus iets makkelijker. Daar gingen we dan. Maar het ging niet goed.

We hoorden van een zelfde boot, die met honderden opvarenden gezonken was. Wij zonken niet. We dobberden ergens op de Noordzee. De zwaksten aan boord stierven als eerste. Wanneer is het mijn beurt? In een Brits ziekenhuis ontwaakte ik en kreeg te horen dat ik geluk had gehad. Na een tijdje was ik weer gezond. Even voelde ik me vrij en gelukkig. Tot een man mij toebeet dat ik moest oprotten naar mijn eigen land. Gelukkig was het maar een nare droom…

 

Kronkelaar